- opspelen
- {{opspelen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [razen] s'emporter (contre)♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 mijn maag speelt op • mon estomac fait des siennesII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [kaartspel][opgooien] jouer♦voorbeelden:1 een troefkaart opspelen • jouer un atout¶ hij heeft harten opgespeeld • il a donné coeur
Deens-Russisch woordenboek. 2015.